Leven en dood op straat: Linda en Yorick, straatleven in een auto

Op het bovenste dashboard liggen stiften en woordspelletjes. De kleine berline auto geeft de indruk dat zijn eigenaars straks op reis vertrekken. De achterbank is volgestouwd met dekens en kleren: het hebben en houden van Linda (53) en Yorick (57).

Ze staan geparkeerd in een nette brede straat in Oostende, maar niet voor lang. De buurtbewoners zien hen niet graag staan. Want Linda en Yorick wonen in hun auto en moeten er ook vaak in overnachten. Feitelijk is dat verboden, op de openbare weg, omdat het als wildbivakkeren wordt beschouwd. En dus zoeken ze regelmatig andere oorden op, maar hoe dan ook in de sukkelstraat.

Een leven in de auto

Overlast bezorgen is wel het laatste wat Linda en Yorick willen. Zelf hebben op hun achterbank ook altijd vuilniszakken bij, die ze telkens netjes deponeren als de vuilkar langs komt.

Yorick steekt van wal. “In het begin werden we gedoogd in de buurt, kregen we al iets te eten. Maar na een tijd wisten ook andere daklozen waar we stonden. Omdat wij een auto hebben, denken die dat we geld hebben. Ze komen naar ons, maken een praatje, vragen soms geld of sigaretten. Niet alle dakloze mensen zijn even bekommerd om de netheid in de omgeving, en gooien dan blikjes en peuken. Dat heeft zich tegen ons gekeerd. We worden daarmee geassocieerd, mensen denken dat wij dat doen. Nu voelen we ons bekeken en niet welkom.”

Op stille plekken in de natuur voelen ze zich nog het beste, al is het niet echt comfortabel. “We gaan slapen rond 21.00 uur. Maar je slaapt niet vast. Het is krap, want ik lig aan de chauffeurskant. Het stuur zit in de weg. Rond 2.00 uur word ik altijd wakker. Als ik ‘s nachts even op moet staan ben ik wel een beetje bang in het donker, gelukkig is er dan ons hondje”, zegt Linda.

“Maar het is er stil. Soms is het koud ja, maar we hebben dekens. Om 6.00 uur word ik wakker. Dan ga ik wandelen met Lana. Ik verfris mij met babydoekjes. Dan rijden we naar het centrum, om een WC te zoeken, ons te wassen en andere kleren aan te trekken. Als het regent zitten wij soms vele uren in de auto, dan ben je blij als de dag gepasseerd is. Maar dan denk ik altijd: met die auto zitten we nog droog. Al die andere daklozen niet. Weet je dat veel daklozen de nacht doorbrengen in die TOI WC's (bouwwerf nvdr.)?"

Hoe laag kun je vallen

Yorick heeft gezondheidsproblemen. Voor hem is slapen in de auto een marteling voor zijn rug. “Het is maar een kleine auto, hé,“ zegt hij. “Ze zeggen ons vaak: waarom doe je die auto niet weg? Maar ik hoop weer werk te vinden, en dan heb ik die nodig. En nu hebben we toch een zekere bescherming. Hij is volledig in orde, verzekering, ook weer gekeurd. De achterbank heb ik dan wel leeggehaald, ja, dat leek me geen goed idee om met zo’n kleerkast naar de inspectie te gaan. Je leeft ook voortdurend in angst dat je opgepakt wordt, en dat Linda dan naar een vluchthuis zou moeten en ik naar een opvangcentrum, gescheiden van elkaar. Ik blijf altijd heel beleefd tegen de politie. Of je mag blijven staan of niet, hangt van de persoon af.”

Maar voor Yorick is het leven in de auto ook geen duurzame oplossing. “Hoe laag kun je vallen, hé. Koken kun je niet. We gaan broodjes halen, of frietjes, of pizza, of hamburgers. Maar dat kun je toch niet altijd eten? Vroeger gingen wij één keer per week op restaurant.”

Linda knikt stil. Ze kookt graag, had ze eerder verteld, dat mist ze erg. ”Je zit dag en dag uit op elkaars lip. Dat geeft spanningen,” gaat Yorick verder. “Je hebt ook géén privacy als koppel, daar hoef ik ook geen tekening bij te maken. In de winter leek het in de auto soms nog kouder dan buiten. Gelukkig hebben we gebruik kunnen maken van de nachtopvang bij Imagine."

In de nachtopvang

“We zijn nu 10 maanden dakloos. Toen de vorst kwam hebben we ons aangemeld bij de nachtopvang van het OCMW. Je moet inbellen rond de middag, want er zijn maar 20 bedden. Om 19.00 uur worden de kamers verdeeld. De eerste keer moet je veel overwinnen. Vooral schaamte. Je komt binnen en je wil weg. Er zitten veel verschillende mensen bij elkaar, hé, mensen die om verschillende redenen dakloos zijn. Veel verslaafde mensen ook. Hoewel gebruik hier niet toegelaten is, ook geen alcohol. Maar mensen gebruiken natuurlijk voor ze naar de nachtopvang komen. Het went wel. Na een paar dagen ging het wel vlotter.”

Linda kijkt naar Lana, haar hondje. “Wat ik heel schoon vond, is dat zij mee mocht. En dat we samen konden slapen, we kregen altijd kamer 1 als het mogelijk was.”

De ruimte boven is ingedeeld in alkoofjes, met spaanplaten en stapelbedjes. Een poging om de logés toch een minimum aan privacy te geven. “Je krijgt beddengoed, maar je moet wel elke ochtend je bed afhalen en je goed in een koffer stoppen. Daarin kun je ook wat toiletgerief en kleren bewaren. Je moet je spullen goed wegstoppen, er wordt gestolen. Ik sliep altijd op mijn handtas, en mijn gsm gaf ik aan de nachtwaker. Om 20.00 uur gaan de lichten uit, en tegen 22.00 uur moet het muisstil zijn, om iedereen zijn broodnodige nachtrust te gunnen."

"We hebben er ook wel schone momenten gehad, leuke quiz avonden, enzo. De begeleiders geven veel steun. Je krijgt ‘s avonds warm eten en ‘s ochtends ontbijt. En één keer per maand kun je hier kleren komen kiezen en kun je naar de kapper.” Yorick veert even op.

“Ja, en eens TV kunnen kijken, dat is ook een grote luxe, al kun je niet kiezen wat je kijkt. Daar wordt wel eens over geruziet. Maar je hebt sanitair, je kunt douchen. Je kunt de wasmachine gebruiken. De regel is dat je moet meehelpen in het huishouden. Dat vind ik fijn, zo bezig zijn geeft mij energie en moed, het geeft zin aan je dag.”

Dit hadden we nooit gedacht

"Voor we echt op straat belandden waren we al thuisloos", vertelt Yorick. “We hebben allerlei oplossingen gezocht: kamertjes huren, in hotels overnachten, campings. Dat is allemaal duur natuurlijk. En het is een probleem voor de hond, als ze al mee mag moet je er ook voor betalen. We hadden nooit gedacht dat we in zo’n situatie zouden terecht komen. Je ziet maar: het kan je zomaar overkomen. Hoe is het gekomen? Ik had een goeie job als tuinman, en kluste hier en daar nog bij. Verdiende goed geld. Ik ben mijn baan verloren. Linda had een vaste baan als poetsvrouw in de horeca.”

Linda vult aan: “Door een ongeval kon ik mijn werk niet meer aan. Ik viel terug op de ziekenkas. Nochtans heb ik jaren goed gewerkt, ik poetste een heel groot restaurant helemaal alleen. Ik hielp mijn kinderen financieel met mijn inkomen."

“Ja, hoe gaat dat dan? Waar geld te kort is, is ruzie. Linda en ik zijn een tijd uit elkaar gegaan. Linda woonde dan even bij haar kinderen. Ik had de huur van het appartement opgezegd, er stond schimmel en daar werd niets aan gedaan. We zijn dan toch weer bij elkaar gekomen. We zijn een korte periode opgevangen door mijn moeder en mijn stiefvader, maar dat was op termijn ook niet houdbaar. De contacten met de families zijn verbroken. Intussen hadden we geen domicilie meer, en zo kom je in een administratieve mallemolen waar je moeilijk uit komt. Je krijgt niets meer voor elkaar, je bent bang voor alles, voor de politie, voor de afwijzing van de mensen."

Linda denkt na over wat nu het ergste is aan hun situatie. “De eenzaamheid,” mijmert ze, “de eenzaamheid. En dan hebben we elkaar nog, maar het blijft zo raar te voelen dat je zo alleen staat. Je staat letterlijk en figuurlijk in de kou."

Weer een huis?

Linda en Yorick geven aan dat ze uit deze situatie willen geraken. “Ik vraag niet liever dan weer te kunnen werken, en ik denk dat ik wel werk zal vinden. Ik was depressief, en levensmoe, maar nu wil ik weer. Maar een woning hebben is wel een randvoorwaarde. Kun je je voorstellen hoe je moet gaan werken als je een hele nacht buiten in de auto hebt overnacht? Het is zo’n gedoe en organisatie om je te wassen zodat je netjes naar je werk kunt. Stinkend gaat niet, hé. En dat is moeilijk: geen vast inkomen, geen vast adres hoewel we allebei van Oostende zijn…. Begin maar. Nu helpen de begeleiders ons. Volgende week kunnen we naar een appartementje kijken. Hopelijk kunnen we daar terecht, dat zou een nieuw begin zijn. En dan weer werken.”

Linda beaamt: “Weer kunnen koken, daar kijk ik zo naar uit. Ik wil ook als vrijwilliger werken bij Imagine, bij de nachtopvang, en hier koken en poetsen. Voor de rest moeten we vooral voor onszelf zorgen, dat heb ik geleerd. Al zou ik iemand in dezelfde situatie als wij nu wel helpen, als we die persoon een beetje kennen en vertrouwen. Wij zijn ook wel eens, niet veel, geholpen door een paar mensen, dat vergeet je niet.”

Meest gelezen